Rookverbod: ‘Ça va bjeng!’ · 14 juni 2008

De opstand der rokers tegen het rookverbod in de Franse horeca is uitgebleven. In Quillan beperkt het verzet zich tot gemor op het terras.

Quillan, © Peter Lievense.

In het stadje Quillan aan de voet van de Pyreneeën praten ze ‘eng’. De inwoners van het departement Aude spreken neusklanken aan het eind van een woord uit als ‘eng’. Morgenochtend is ‘demeng mateng’. ‘Ça va bjeng!’ antwoordt de roker voor bar ‘Le Brennus’ op onze groet.

Maar hij ziet er helemaal niet zo bjeng uit. Hij staat onder een luifel van het terras, het miezert. Zijn hoofd tussen zijn schouders getrokken want hoewel het voorjaar is, komt de temperatuur nauwelijks boven de 12 graden uit. Hij neemt een laatste haal aan zijn sigaret, dooft die met zijn hak en gaat de bar weer in.
In de bar is de lucht schoon als hoog in de bergen; al bijna vijf maanden wordt er niet meer gerookt in Le Brennus (Brennus was een Gallisch stamhoofd die in de vierde eeuw voor Christus Rome belegerde. De Fransen kennen hun klassieken).

Quillan is een middeleeuws stadje aan de oevers van de rivier de Aude met een Place de la Republique en een Place de la Liberté (comme il faut) en daar tussen een wirwar van smalle, hoge straatjes. Quillan gaat het economisch niet voor de wind sinds de sluiting van de formicafabriek en het verdwijnen van de eeuwenoude hoedenindustrie. Naar het schijnt kwam de steek van Napoleon ook de uit een Quillans atelier.

Daarom werden de Britten, die sinds enkele jaren het stadje (en alle andere aantrekkelijke streken in Frankrijk) overspoelen, enthousiast onthaald. De vette ponden die de explosief gestegen Britse huizenmarkt hen tot voor kort opleverde, werden niet zelden gebruikt om een tweede woning in la douce France te financieren of zelfs naar Frankrijk te emigreren.

De Britten roepen tegenstrijdige gevoelens op bij de Fransen. Enerzijds brengen ze een hoop geld mee, maar anderzijds weigeren ze de taal te leren, gedragen ze zich hoogst onbeschaafd en luidruchtig (wie reist, weet dat de Britten het meest onbeschaafde volk van Europa vormen). Met de komst van de Britten heeft bijvoorbeeld ook het wildplassen zijn intree gedaan en wordt er regelmatig gemat ‘s avonds in de café’s.

Bovendien heeft de Britse koopzucht (sommige Britse makelaars hebben tientallen panden in Quillan en omgeving, maar ook vele particuliere immigranten bezitten meerdere middeleeuwse panden in het stadje) de prijs ver opgedreven zodat veel ‘autochtonen’ zich geen woning meer kunnen veroorloven. Op een viaduct over een toegangsweg naar Quillan staat sinds kort ‘British go home!’ gekalkt.

Voor ‘Le Brennus’ klitten rokers van verschillende nationaliteiten echter vreedzaam samen om op het kleine terras een sigaretje te roken. Cam is een een Sikh, geboren in Kenya en opgegroeid in een Britse grote stad. Hij is een geweldig stucadoor, maar hij spreekt geen woord Frans. Daarom werkt hij alleen voor Britse huiseigenaren. Enkele maanden geleden is zijn vriendin overleden nadat ze dronken van de eeuwenoude stenen brug vele meters omlaag in de rivier viel. Als Cam een paar biertjes op heeft, en dat gebeurt elke avond, spreekt hij alleen nog in tongen.

Manuel is een kleine vierkante Spanjaard met een grote snor, een grijze staart en een flinke bierbuik. Hij woont al twintig jaar in Frankrijk. Hij bracht het als profvoetballer bij Lille tot de hoogste Franse divisie. Hij draagt elke dag een shirt van een andere club. Manuel spreekt vloeiend Frans, maar hij is onverstaanbaar door zijn sterke accent.

Serge is een gesoineerde vijftiger uit Parijs die er op let dat hij niets overneemt van de platte uitspraak van de Aude. Tot voor kort werkte hij bij een makelaarskantoor, maar sinds de recente malaise op de Britse huizenmarkt is de handel in Quillan tot stilstand gekomen. Dat geeft hem de gelegenheid om elke ochtend om half elf het plein over te steken om in ‘Le Brennus’ enkele ‘blancs’ te drinken.

Serge heeft een accupuncturist een metalen staafje in het middenbeen van zijn oor laten nieten. Hij wil van het roken af. Een paar jaar jaar geleden gaven de artsen hem nog maar enkele maanden: keelkanker. Als door een wonder, maar vooral door de bestraling, is hij echter genezen. Sinds kort heeft hij opnieuw vage gezondheidsklachten en hij weet dat hij met roken moet stoppen.

Hij rookt enkel nog sigaartjes, over zijn longen. Dat hij niet meer binnen in de bar mag roken, helpt hem niet verder. Sterker nog, het maakt het voor hem vooral ongezonder: “Om het gesprek te kunnen voortzetten ga je samen naar buiten als er gerookt moet worden. De anderen roken sigaretten, die zijn in een paar minuten op. Een sigaartje kost meer tijd. Het gevolg is dat ik sneller ben gaan roken, vaker inhaleren in een kortere tijd. Dat voelt niet goed.”

Bareigenaar Christophe haalt de schouders op over het rookverbod. Hij rookt zelf niet, nooit gerookt, maar hij had geen last van de rook van zijn klanten. “De lucht is wel frisser nu, en misschien roken de mensen uiteindelijk minder.” Het rookverbod heeft de niet-rokers er niet toe verleidt de bar binnen te stappen. Christophe is de enige niet-roker in ‘Le Brennus’, en dat is nooit anders geweest. De maatregel heeft hem vooralsnog omzet gekost. “Mensen die gewend waren om de krant van voor naar achter uit te pluizen met koffie en sigaretten, houden het nu na één kopje voor gezien.”

De opstand der rokers bleef uit op 2 januari. De eerste dagen liet de gendarme zich nog wel eens zien in de bar, maar er is in geen maanden meer een politieagent in de zaak geweest. Toch staan de bezoekers keurig in groepjes op om buiten op het terras verder te praten met een rokertje. De vrouwelijke postbode met in de ene hand een pakje enveloppen en in de andere een sigaret zakt voor de ingang even door haar knieën en legt de peuk op een terrastegel voor ze binnengaat. Het rookverbod is in ‘Le Brennus’, en eigenlijk in heel Frankrijk, probleemloos ingevoerd. Het is alsof het nooit anders geweest is. Alleen de rokers, die morren nog wat na op het terras. Dat het helemaal niet gezond is, dat rookverbod. Integendeel. Het rookverbod heeft levens heeft geëist. Ze kennen allemaal de verhalen over de dorpjes hoog in de bergen waar oudjes aan longontsteking zijn overleden omdat ze hun sigaretten in de koude buitenlucht moesten oproken.

Sinds 2 januari is roken in de Franse horeca passé. Rokers wijken uit naar de terrassen, slechts een enkele bar of restaurant heeft een afgesloten rookruimte met luchtzuiveringsinstallatie waar overigens niet bediend mag worden. De overgang naar een rookvrije horeca is opvallend soepel verlopen. Bij een eerste overtreding moet de roker een boete betalen van 68 euro, de bareigenaar 135 euro. Er zijn echter heel weinig overtredingen gemeld. Volgens de Franse overheid, die een monopolie op de tabaksgroothandel heeft, is de grote doofactie een succes. De tabaksverkoop is in enkele maanden met tien procent gedaald. Het aantal hartaanvallen kwam in de eerste maanden vijftien procent lager uit dan in de jaren ervoor. In de Nederlandse horeca mag vanaf 1 juli aanstaande niet meer gerookt worden.


* * *

Naam
Email
http://
Bericht
  Textile hulp