Op jacht naar EU-miljarden · 10 januari 2003

Meer dan 17 miljard euro is er de komende vier jaar te verdelen aan Europese onderzoekssubsidies, waarvan 3,65 miljard aan ICT-onderzoek. De Europese Commissie voert echter een forse schaalvergroting door. De ‘KP6-subsidies’ worden nu grotendeels verdeeld in brokken van vele tientallen miljoenen euro’s over consortia die bestaan uit tientallen bedrijven en instellingen. Met de eerste financieringsronde in het verschiet proberen onderzoekers op de valreep aan te sluiten bij bestaande of nieuw op te richten consortia. KPN-Valley-onderzoeker Oskar van Deventer zoekt in Kopenhagen op de EU-bijeenkomst voor ICT-onderzoek IST2002 medestanders voor het QNet-project.

Het merendeel van de verzamelde wetenschappers in het First-hotel aan de Vesterbrogade kiest ervoor zich met de gereedstaande bus naar het Bella-center te laten vervoeren. Het congresgebouw ligt ver buiten het behaaglijke centrum van Kopenhagen, op een winderige kale vlakte bij het vliegveld Kastrup. KPN Valley-onderzoeker dr. ir. Oskar van Deventer echter, sjort zijn rugzak om en stapt de koude ochtendschemer in, op zoek naar een metrostation.

Van Deventer is als netwerkspecialist de man achter de multimediabesturingsprotocollen H.323 en SIP. Het schema van het openbaarvervoersnetwerk in het centraal station laat zich door hem lezen als een krant. Van Deventer neemt de trein naar het noordelijker gelegen Nørreport, twee haltes verder, waar diep onder het wegdek de metrolijn het spoornet kruist. De trein heeft geen bestuurder en geen bestuurderscabine. Het panoramavenster voor in de wagon biedt een spectaculair uitzicht als de trein door de verlichte tunnelbuis raast. De jonge onderzoeker heeft er geen oog voor. Hij reisde eerder in metrotreinen zonder bestuurder in Japan en Londen, en is met zijn gedachten al bij de IST2002-conferentie.

Van Deventer, al vijftien jaar verbonden aan KPN Research, nu KPN Valley, is afgereisd naar Kopenhagen om nieuwe deelnemers te vinden voor een consortium, QNet, dat onderzoek doet op het gebied van Quality of Services (QoS) voor het netwerk van morgen. Een brede samenwerking is een voorwaarde voor EU-subsidie. QNet is een initiatief van het Israëlische Comgates dat Voice-over-IP-gateways bouwt. Het Spaanse Telefonica, Griekse en Portugese telecombedrijven en bijvoorbeeld de universiteit van Maastricht nemen deel in QNet. Van Deventer is nog niet zo lang betrokken bij QNet. “Ik was al langer bezig met QoS-onderzoek, samen met collega’s die alles weten van spraakkwaliteit en netwerkmodellering. Gaandeweg werd duidelijk dat we dit niet alleen konden. Op internet vond ik toen QNet, dat onderzoek wilde doen naar QoS voor ‘real-time services over multiple heterogenous domains’. QNet is in de eerste ronde, de beoordeling van de ‘expressions of interest’, te licht bevonden door de Commissie. Ik heb contact gezocht met de initiatiefnemers bij Comgates en het bleek liefde op het eerste gezicht van beide kanten. Afgesproken is toen dat ik naar Kopenhagen zou gaan om daar uitbreiding te zoeken voor QNet, zodat we alsnog voor EU-geld in aanmerking kunnen komen.”

Bella-center
De metro is inmiddels bovengronds gegaan en stopt abrupt bij een open, winderig stationnetje, meters boven het maaiveld: halte ‘Bella-center’.
Erkki Liikanen, als eurocommissaris belast met ondernemingsbeleid en informatiemaatschappij, hamert op het belang van meer investeringen in ICT-onderzoek. De metershoge videoprojecties op de wanden zorgen ervoor dat iedereen in de grote zaal van het Bella-center de boodschap mee krijgt: “Als Europa niet fors investeert in ICT-onderzoek haakt het af in de concurrentiestrijd met de VS en Japan. Economische recessie is juist een reden om nog meer nadruk te leggen op ICT. Europa loopt achter op de VS en Japan. De arbeidsproductiviteit in de Verenigde Staten ligt 25 procent hoger dan in Europa. Vooral R&D-intensieve industrie zorgt voor de productiviteitsgroei.”

De commissie heeft voor de komende vier jaar 17,5 miljard euro beschikbaar gesteld voor het zesde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, afgekort KP6. Information Society Technology (IST) is één van zeven onderzoeksterreinen, naast onder meer nanotechnologie, biotechnologie en lucht- en ruimtevaart, en kan 3,625 miljard euro subsidie tegemoet zien.

Na Liikanen betreedt de directeur van het KP6-werkprogramma, Fabio Colasanti, het podium. Met enkele streken schetst hij de voorwaarden waar projectvoorstellen aan moeten voldoen. “Het zesde Kaderprogramma vormt een breuk met het verleden. Het aantal projecten dat voor financiering in aanmerking komt wordt gereduceerd. Dat betekent dat de projecten tien tot twintig keer groter worden. De programma’s uit het vierde en vijfde Kaderprogramma hebben te weinig opgeleverd. De samenwerkingsverbanden vielen na afloop van de projecten uiteen. Daarom gaat tweederde van het budget naar grote projecten, naar de ‘Integrated Projects’ en de ‘Networks of Exellence’.”

Het grootste deel van de bijna 4 miljard euro die er de komende jaren te verdelen valt, wordt dus opgedeeld in brokken van tientallen miljoenen euro’s, die gaan naar consortia waarin tientallen bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstellingen samenwerken. Bij drie gelegenheden kunnen de consortia inschrijven, de eerste ronde loopt in april af. De belangrijkste bezigheden in het Bella-center zijn dan ook netwerken en lobbyen. Dit is de laatste kans voor flink wat onderzoekers om hun stokpaardjes onder te brengen in een consortium om op die manier mee te kunnen delen in de pot met goud.

Spooktelevisie
Aan het eind van een lange dag staat Van Deventer op de beursvloer als gehypnotiseerd voor een holografische televisie waarop een menselijke schedel voor het grijpen lijkt te liggen. Het Hongaarse bedrijf dat de spooktelevisie ontwikkelde, deed eerder vergeefse pogingen aansluiting te vinden bij een consortium voor KP5. Met specifieke interesse uit de medische hoek staan de kansen er bij deze ronde beter voor, meent de vertegenwoordiger.

Van Deventer gunt het hem van harte, maar deze dag heeft hem niet vrolijker gestemd. Hij bezocht een workshop ‘How to make a proposal’. “Er is veel onrust, met name onder de kleinere partijen. De angst werd uitgesproken dat de MKB-bedrijven in de verdrukking zouden komen in de grote consortia. Weliswaar is er meer flexibiliteit: bedrijven kunnen gaandeweg aan- en afhaken, maar er moeten wel consortiumcontracten gesloten worden met bijbehorende risico’s. Je kunt een rampscenario bedenken waarbij enkele grote spelers in een consortium failliet gaan en de EU-bijdrage uiteindelijk terugbetaald moet worden. Participerende MKB-ondernemingen moeten daartoe verzekeringen met bankgaranties afsluiten.”

Als het spel op deze schaal gespeeld wordt, zijn de risico’s navenant, weet Van Deventer. “Aan de hand van de expressions of interest verwacht de commissie dat zeven keer het beschikbare budget wordt aangevraagd. De bedoeling is dat terug te brengen naar een overschrijving van vier maal. Bovendien wordt er anders dan bij voorgaande Kaderprogramma’s niet gemarchandeerd. Op 24 april sluit de ‘call for proposal’ en daarna krijg je een ja of een nee. Daar moet je het mee doen. Op de bijeenkomst werd geklaagd dat de acquisitiekosten om een consortium te vormen al gauw in de honderdduizenden euro’s lopen. Kosten die je bij een afwijzing kwijt bent.”

Voor alle duidelijkheid: KPN Valley heeft bescheiden ambities als het gaat om QNet. “Het project is opgezet door Comgates en wordt getrokken door Telefonica. Continuering moet in het consortiumcontract worden opgenomen, zo hoorde ik vandaag. Wij kunnen hooguit de intentie uitspreken, maar er is geen kans op een toezegging voor een periode van vijf jaar. Wij zullen naar verwachting voor de periode van twee jaar pakweg anderhalve FTE inbrengen. Uiteindelijk maakt onze bijdrage dus maar een paar procent uit van het te vormen consortium.”
Niettemin is het aan Van Deventer om hier in Kopenhagen medestanders te vinden die QNet ‘kritische massa’ geven. Morgenochtend is daartoe de gelegenheid tijdens een speciale netwerkbijeenkomst voor deelnemers die zich bezighouden met ‘Next Generation Network’.

Nerveus
De volgende ochtend zit Van Deventer om iets voor negenen op de voorste rij stoelen van de ruimte waar de NGN-bijeenkomst van start moet gaan. Hij bladert door zijn aantekeningen: “Beetje nerveus, wel. Dat blijf je houden, elke keer weer.” Achter hem loopt het zaaltje vol. Al snel zijn de honderd stoelen bezet en nog steeds komen er deelnemers bij. Bij binnenkomst grissen ze een dik cahier met de gebundelde Expressions of Interest van NGN-gerelateerde consortia van de stapel. Ze zijn op zoek naar medestanders, naar een kans voor hun projecten, naar geld.
Van Deventer is niet de enige, maar wel de eerste deelnemer die het woord krijgt.

Aan de hand van Powerpoint-sheets schetst hij het onderzoeksdoel van Qnet: de volgende netwerkgeneratie strekt zich uit over diverse heterogene domeinen, mobiel, vast, glas, koper, satelliet en juist op de koppelingen tussen die verschillende netwerken kan kwaliteitsverlies optreden. Qnet richt zich op de QoS vanuit de beleving van de gebruiker en dan vooral op het niveau van de applicaties.

De Qnet-groep heeft al flink wat deelnemers van diverse signatuur: telco’s en universiteiten en zelfs enkele MKB-bedrijven. De groep moet echter uitgebreid worden, liefst met grote telecomleveranciers en system integrators. Van Deventer overtuigt. De volgende spreker, Martin Potts, die inzet op ‘End-to-End Qos in the multi provider Internet’ en zich gesteund weet door enkele consortia die in het vijfde Kaderprogramma zijn gevormd, voegt Van Deventer dan ook toe: “We should talk!”
Na Potts volgt een dame van een Catalaanse universiteit die aan de gang wil met IP-Gigabit Ethernet, een Ier die een groep heeft opgericht die middelware ‘een eigen brein wil geven’, en een Griek die een consortium vertegenwoordigt dat interactieve tv via IP wil ontwikkelen.

Dan neemt Paulo di Sousa, die voor de Commissie als programmacoördinator optreedt, het woord. “Er zijn zeker dertig keer meer EoI’s ingediend dan gehonoreerd kunnen worden. Jullie hebben je niets aan de nieuwe instrumenten gelegen laten liggen. De voorstellen zijn geheel in de lijn van het vijfde Kaderprogramma. Vanuit deze NGN-groep moeten één of hooguit twee Integrated Projects aangemeld worden. Een IP moet een groot doel stellen. Breedbandinternet voor iedere Europeaan, iets dergelijks.”

Uiteindelijk besluit dr. Sathya Rao, die deze groep in goede banen moet leiden, tot een voorlopig opdeling in een tiental themagroepen. “Wie sluit zich aan bij ‘home-networks’? Wie wil bij ‘Network Acces’? En wie bij ‘Quality of Service’?” Een tiental handen gaat omhoog. Potts wordt als eerste en Van Deventer als tweede coördinator voor de groep aangewezen. Als de ruim honderd onderzoekers zijn opgedeeld verdringen de mensen zich om de coördinatoren. Kaartjes gaan van hand tot hand. Een gezette Duitser, die Siemens vertegenwoordigt volgens zijn badge, verheft zijn stem: “Waar zijn we nu toch mee bezig? Dit gaat niet anders dan bij het vorige Kaderprogramma, alleen stoppen we straks alle losse projecten bij elkaar en noemen het een Integrated Project! En waarom nemen de grote telecombedrijven het woord niet: ik weet dat ze in de zaal zitten?” Achter in de zaal heeft zich ondertussen ook een groepje gevormd om een lange man die eerder op het podium pleitte voor ‘Selforganising Networks’, Jacob van Kokswijk, van Cap Gemini Ernst & Young en de TU Eindhoven.

Penvoerder
Aan het eind van die dag, in een verlaten kantine, zit Van Kokswijk met zijn hoofd in zijn handen en zijn ellebogen op een papieren tafelkleedje dat eerder die dag iemand heeft volgekrabbeld met vergelijkingen, stellingen en snelle schetsen. Een diepe zucht na een lange dag. “Ik heb net mijn vrouw gebeld en ik zei tegen haar: ‘wat heb ik me nu weer op de hals gehaald?’ Ik ben tot penvoerder benoemd van dit project.” Van Kokswijk heeft ervaring. Hij trok ook het Smonet-project (developing Service for MObil NETworks) dat ongeveer 1 miljoen euro ontving van KP5. Smonet is een van de projecten van Next Generation Networks Initiative (NGNI)-consortium. “We kunnen NGNI niet zo maar doorschuiven naar KP6. Sommige deelnemers zijn afgehaakt, failliet gegaan of hebben niets bijgedragen. We zoeken nieuwe deelnemers.”

Selforganising Networks moet technologische, infrastructurele en organisatorische modellen ontwikkelen die het mogelijk maken om flexibele diensten over mobiele netwerken te leveren. Daarbij is er geen één-op-één-relatie meer tussen de gebruiker en de serviceprovider. De diensten van meerdere aanbieders gaan naadloos over verschillende netwerken en uiteenlopende ‘terminals’, waarbij ‘zelfdenkend’ de prijs?kwaliteitverhouding wordt gekozen die de gebruiker voor die dienst wenselijk acht. Dat veronderstelt een tussenlaag, de intermediair en bijvoorbeeld een derde partij voor de ‘billing’.

Van Kokswijk is tevreden over de respons op IST2002 tot zover. De NGN-bijeenkomst van die morgen, waar hij flink wat kaartjes verzamelde, had zo zijn nut. Zij het dat de belangrijkste contacten buiten de vergaderruimte werden gelegd. “De grote bedrijven waren wel degelijk aanwezig. Eerlijk gezegd heb ik niet veel aan een kaartje van iemand van een universiteit in Griekenland die met interactieve televisie aan de slag wil. Maar wel aan het kaartje van de man van Deutsche Telecom die mij bij de uitgang zijn kaartje toestopte met de vraag hem te bellen.” Selfon werd tot op dat moment gedragen door Cap, de universiteit van Bremen en Ericsson. Inmiddels heeft ook iemand van Philips Van Kokswijk aan zijn mouw getrokken.

Telecomaanbieders
Ook Van Deventer is op de hoogte van de zwijgende aanwezigheid van de grote bedrijven. Na afloop van de NGN-bijeenkomst vertelde De Sousa hem dat er verschillende deelnemers van het Muse-consortium in de zaal hadden gezeten. Daarin nemen alle grote Europese telecomaanbieders deel, en de leveranciers als Nokia, Lucent en Ericsson. Alcatel trekt de kar. Muse staat voor Multi Service broadband Acces and Edge. Ook KPN neemt deel. “Hun project past binnen NGN maar ze doen hun mond niet open. De Sousa meende dat ze alleen de concurrentie komen bekijken. Zij zijn al veel verder en willen natuurlijk niet weer van voren af aan beginnen.”

Vooral universiteiten en onderzoeksinstellingen zijn op zoek naar partners onder de multinationals, ervaart Henk de Jong, subsidiedeskundige bij Unilever. “Zij willen graag aansluiten bij de grote bedrijven, ze moeten wel.” De Jonge was echter niet zozeer in Kopenhagen om nieuwe partners te vinden als wel om met de bestaande partners te overleggen. Unilever ‘trekt’ het BeneSAP (deliver BENEfits to the global consumer through Smart Adaptive Products)- project dat van massaconsumentengoederen ‘slimme’ producten wil maken waarbij toegevoegde intelligentie en een connectie met een ‘semantisch world wide web’ geavanceerde interactieve informatie- en ‘help’-functies mogelijk maakt. Philips toonde in Kopenhagen een badkamerspiegel waarin tekenfilms verschijnen tijdens het tandenpoetsen: ‘ambient intelligence’.

“Interessante technologie,” meent De Jong, “maar wij willen een stap verder gaan, met gepersonaliseerde informatie; consumer science.” De Jong wil niet zeggen of Philips deelneemt in BeneSAP. De EoI die door Unilever is opgesteld onthult de identiteit van de deelnemende bedrijven niet: ‘Unilever sluit strategische allianties met industriële partners’ staat er slechts. Wel wil De Jonge kwijt dat alle deelnemers aanwezig waren. Unilever is een grote partij als het gaat om EU-onderzoeksgeld. BeneSAP is een kleine project, aldus De Jong. “De projecten op gebied van Food and Life Science zijn veel groter.” BeneSAP lijkt te klein voor de KP6-maatvoering. De Jong maakt zich geen zorgen. “We hadden een goed gesprek met een vertegenwoordiger van de Commissie die bij de beoordeling betrokken is. Hij bleek niet zo gecharmeerd van die hele grote projecten. BeneSAP sluit daar goed bij aan met pakweg 45 manjaren en een omvang van 8 tot 12 miljoen euro.”

Zooitje
Van Deventer is enigszins geschrokken van de NGN-bijeenkomst, bekent hij ‘s avonds. “Het kwam toch wel over als een samengeraapt zooitje. Verschillende projecten staan wel ver af van waar ik zelf mee bezig ben. Ik vind wel dat Rao op de juiste manier probeert om een IP als een paraplu over al die projecten te hangen. Na afloop kwam een aantal mensen bij hem en die zeiden: ‘We willen wel meedoen, maar deze heksenketel is voor ons te veel. We zijn onderzoekers.’ Het management bij een IP van deze omvang is te veel werk voor de onderzoekers. Zelfs de coördinatie en administratie bij een project met 35 deelnemende organisaties is niet te behappen voor ons. Wat je ziet is dat gespecialiseerde bedrijven er inspringen. Die Potts, de coördinator van de QoS-groep, blijkt bijvoorbeeld van een gespecialiseerd managementbureau afkomstig.”

De KPN-onderzoeker heeft wel voor ogen hoe het straks verder moet. “Potts doet de coördinatie, mijn rol zal die van klankbord zijn. Bovendien wil ik een rol kunnen spelen in het structureren van de chaos. Wie doet er mee en wie niet. Verder wil ik direct contact blijven houden met Rao om zo in het centrum te blijven van de ontwikkelingen. Terug aan mijn bureau in Leidschendam zal ik eerst mijn collega’s en de deelnemers in QNet inlichten en hen adviseren zich zo snel mogelijk aan te melden op de lijst van Potts. Dan moeten er voorstellen worden uitgewisseld. Uiteindelijk zullen de themagroepen van de NGN-vergadering weer bij elkaar moeten komen en zal de scoop gedefinieerd moeten worden. Voor 24 april moet er een doorwrocht stuk naar Brussel gestuurd worden. Als er vanuit de Commissie een positief antwoord komt, moeten de juristen aan de slag voor een consortiumverdrag.”

Gepubliceerd in Automatisering Gids, 2003, week 2

,


* * *