De afgelopen dertig jaar kapte een gelegenheidsalliantie van militairen, zakenlieden en corrupte bestuurders zich op Borneo een weg door het oudste regenwoud ter wereld. Wanneer in het huidige tempo wordt door gekapt, is dit eiland, dat net zo groot is als Frankrijk binnen vijftien jaar kaal.
(Gepubliceerd in ‘Mensenstreken’. nr.1, 2001)
De oorspronkelijke bewoners, de Dajaks, verliezen hun land waar ze voedsel op verbouwen, het bos waarin ze jagen, vis vangen, en hout, vruchten en medicinale planten verzamelen. Er is geen plaats meer voor de geesten van de bomen, van de neushoornvogels, van de rivieren en de rotsen. Shovels rijden over heilige grond, en vertoornde voorouders roepen rampspoed af over de gemeenschap. De Dayaks verzetten zich tegen de bedrijven en het leger, maar voorlopig zijn geld en wapens samen machtiger.
In een stofwolk komt de terreinwagen tot stilstand voor de slagboom. De met automatische geweren bewapende bewakers blijven in de schaduw van het wachthuisje staan. ,,Waarheen?” Marinus, de Dajak-chauffeur, roept iets terug over ‘familie’, en de slagboom gaat omhoog. De weg slingert zich als een roestige rits door een geplooid groen laken. De weg zit vol met gaten en diepe voren die de moessonregens hebben getrokken in de rode aarde. Nog maar enkele jaren geleden was dit heuvelland bedekt met oeroud regenwoud. Nu groeit er alleen nog onkruid, en struiken en kniehoog gras. Hier en daar steken zwartgeblakerde stammen recht omhoog uit het groen.
Het loonde blijkbaar niet de moeite om ook de jongere bomen af te voeren. Tienduizenden hectare bos is hier gekapt. PT Lahan Succes heeft een concessie gekregen om productiebos van acacia’s aan te planten. Het houtpulp van deze snelgroeiende boom is grondstof voor de papierindustrie. Vijftig kilometer verder in noordelijke richting lopen de geschoren heuvels dood op een donkerblauwe bergkam.
Serawak
Daarachter ligt Serawak, het Maleisische deel van Borneo. De immense plantage is uitgestorven. De verveelde wachters bij de slagboom waren de laatste mensen. Zelfs de vogels mijden het gebied.
Het huis van ongeverfde planken en hardhouten dakpannen staat op korte houten poten die zijn ingesmeerd met petroleum tegen het ongedierte. Een tiental mannen en minstens twintig kinderen in korte broek of met een hemd dat tot op de knieën hangt, hebben zich rond de veranda verzameld. De mannen zitten gehurkt met hun rug tegen de wand.
Al snel wordt duidelijk waarom het zo stil is op de plantage. PT Lahan Succes heeft al vier maanden niet betaald. De mannen van het dorp Semayung hebben het werk neer gelegd. Een dag werken levert tussen de twee- en drieduizend roepies op.
Een kilo rijst kost 1500 roepies.. ,,De voorraden zijn nu op. Waar moeten we nu eten vandaan halen? Wij hebben geen ladangs meer.’‘ Een van de mannen wijst in oostelijke richting. ,,Daar is bos, maar het bedrijf dat kapconcessies heeft, laat gewapende mannen rondrijden in terreinwagens. Er is al een aantal malen geschoten. Misschien wordt het tijd dat we terug gaan schieten.
Toen Semayung nog midden in het oerwoud lag, voorzagen het bos en de akkers de 125 families van voedsel. Eén van de oudere mannen, Jining, beschrijft de situatie voordat de plantage werd aangelegd. ,,Rond het dorp lagen de groente- en fruittuinen, in een ruime cirkel daar omheen de ladangs. Om de paar jaar lieten we de rijstvelden weer aan het bos over. Anders put je de aarde uit, dan maak je de aarde tot slaaf. ‘’ Dieren, planten, stenen, rivieren en de aarde, ze hebben allemaal een ziel. Samen vormen die ‘de Geest der Geesten’. Of God. De Dajaks vlechten hun oude geloof en het Christendom tot een praktische handleiding. Zaaien en oogsten, de jacht en zelfs het nemen van de eieren uit een vogelnest worden allemaal voorafgegaan door ceremonies en rituelen.
Tien geboden
Volgens de adat, de ongeschreven wetten die sinds mensenheugenis het strafrecht, het burgerlijk recht, het agrarisch onderwijs, de etiquette en de Tien Geboden vervangen, moet de grond moet minstens acht jaar met rust gelaten worden voordat ze, na te zijn platgebrand, weer bebouwd kan worden. Het afbranden van het jonge bos gebeurt direct voor de natte moesson. Door de wisselbouw ontstaat een groot gebied met secundair bos. Het oerbos daar omheen moet worden beschermd volgens de adat.
Een deel leent zich voor jacht en het verzamelen van planten met medische of spirituele krachten, en bijvoorbeeld bamboe. Grote delen van het woud, met name het heuvelland, hebben een religieuze betekenis. Mensenlijk handelen is daar aan zeer strikte regels gebonden. Zo heeft de adat ‘t regenwoud eeuwen beschermd. Het doorbreken van deze regels heeft de geesten van de voorouders in woede doen ontsteken.
Het kappen van het bos heeft dan ook rampspoed over de gemeenschap gebracht, meent Jining. ,,Geld ondermijnt de adat. De mensen worden hebzuchtig. De bedrijven namen de dorpshoofden mee naar de stad. Ze werden betoverd met huizen met airconditioning, televisie, waterleiding en koelkasten. Het bedrijf spiegelde de mensen rijkdom voor, maar daar is niets van uitgekomen. Uiteindelijk hebben ze alles ingepikt en vrijwel niemand heeft een vergoeding gekregen. We zijn bij het bedrijf en het districtshoofd ons beklag wezen doen, maar dan kregen we te horen dat we oproerkraaiers waren en dat het leger ingezet zou worden.
Neushoornvogel
Uit de kookruimte, achter het huis, komt een oude vrouw met een peuter op haar arm. Tegen de planken is een kooi van kippengaas getimmerd. Er zit een jonge neushoornvogel in. De voorkant van de kooi is open. Met zijn reusachtige oranje snavel pikt hij voorzichtig de zaden uit de tengere hand van een oude vrouw. De neushoornvogel is heilig. Zijn roep is een orakel, zijn vlucht wijst de Dajak de weg in het woud.
Twintig stappen achter het huis loopt de rivier. Palmen en bananenbomen, en bamboe, zo dik en hoog als schoorstenen, leggen over de oever een weldadige schaduw. Op een ondiepe plek spelen een paar kinderen. Het water is stroperig en roestbruin. Jining is meegelopen. ,,De rivier voert de aarde mee die van de kaalgekapte bergen spoelt. Bovendien bevat het water kunstmest en bestrijdingsmiddelen die uitspoelen uit de grond van de palmolie- en acaciaplantages. Wij kunnen het water niet meer drinken. We zijn afhankelijk geworden van de regen. Zelfs ons drinkwater zijn we kwijtgeraakt.’‘
Het autoritaire bewind van Soeharto erkende de rechten van de Dajaks op hun gebruiksgronden niet; het land behoort toe aan de staat. Het ministerie van bosbouw bepaalde dat voor driekwart van de 45 miljoen hectare oerwoud op het Indonesische deel van Kalimantan gekapt mocht worden om plaats te maken voor productiebos en palmolieplantages. Bedrijven eisen de hen toegekende bosgebieden op met de mitrailleurs van het leger als argumenten.
Verzet
Op een aantal plaatsen hebben de Dajaks door hardnekkig, en deels gewelddadig, verzet de komst van productiebos- of palmolieplantages tegen kunnen houden. In de regio Sandai, in het district Ketapang trokken 1600 Keriau Dajak op naar het basiskampement van PT Lingga Tejawana.
Het bedrijf was zonder overleg of compensatie begonnen primair bos te kappen om een al bestaande palmolieplantage uit te kunnen breiden. De Dajaks vernielden de brug die het kamp met de buitenwereld verbond, en brandden gebouwen, voertuigen en de bestaande plantage plat. Bij Belimbing, in het Sambas-district zetten enkele honderden Bakati Dajaks 120 hectare acacia aanplant en gebouwen van PT Inityasa Idola in lichterlaaie. Het bedrijf, dat een vergunning had voor een gebied van 120.000 hectare, is nooit meer in Belimbing aan de slag gegaan.
Het Institute of Dayakologi, een onderdeel van de volledig door Dajaks bemande non-gouvernementele organisatie Pancir Kasih, steunde de Dajaks in Belimbing en Sandai bij hun protesten. Het instituut zet zich in voor het behoud van de Dajak-cultuur en de versterking van de Dajak-identiteit, deels door wetenschappelijk onderzoek en vastleggen van verhalen, muziek en rituelen. Maar de medewerkers zijn toch vooral oerwoud-buurtwerkers die de mensen in de kampongs organiseren in het verzet tegen onteigening en ontbossing.
Jalai Dajaks
John Bamba, directeur van het instituut en hoofdman (urang kayak) van de Jalai Dajaks in het district Ketapang, is de verpersoonlijking van het verzet. Indonesië is inmiddels een onzekere weg ingeslagen van dictatuur naar democratie.
Vooralsnog is de situatie in de Dajak-dorpen als Semayung niet werkelijk verbeterd, volgens Bamba. ,,Natuurlijk is er nu vrijheid van meningsuiting en recht op demonstratie, maar het lokale bestuur is nog steeds in handen van de Soeharto-aanhangers en het leger is nog niet terug in de kazernes.’‘
De schaduwregering die het leger vormde onder Soeharto, is volgens Bamba nog grotendeels in tact. ,,Een dorpshoofd wordt benoemd door de districtbestuurder en het leger. Naast elk dorpshoofd staat een legerofficier, de babitsa. Het dorpshoofd moet elk besluit voorleggen aan de babitsa. Dit systeem van schaduwbestuur loopt door de hele politieke organisatie, tot op regeringsniveau.’‘
Bovendien heeft het leger ook zakelijke belangen in Kalimantan volgens Bamba. ,,Op de nationale begroting is 1,7 miljard dollar bestemd voor het leger, maar het leger heeft minimaal het dubbele nodig. Dat geld halen ze uit zaken, legaal maar ook illegaal zoals gokken en drugshandel. De laatste jaren hebben ze heel wat zaken moet afstoten in Atjeh, op Oost-Timor en Papoea. In West-Kalimantan is het leger betrokken bij illegale houtkap en de smokkel daarvan naar Serawak en Singapore.’‘
Instabiel
Het leger heeft belang bij een politiek instabiele situatie volgens Bamba. ,,Terugkerend geweld tussen de verschillende bevolkingsgroepen maakt dat het leger uitgebreide bevoegdheden krijgt. Nog maar een paar maanden geleden kwam een dodenlijst boven water waarop onder andere verschillende mensen van Pancir Kasih stonden. Ikzelf stond op de tweede plaats. De man bovenaan, een arts die een prominente rol speelde in de protestantse jeugdbeweging, is doodgestoken. Het moest lijken alsof de moord door Madurezen was uitgevoerd. De bedoeling was dat de Dajaks massaal wraak zouden nemen. Dit spel heeft het leger eerder gespeeld waarbij het met name in ‘97 en ‘98 volledig uit de hand liep.’‘ Bij maandenlang durend gewelddadig conflict tussen Dajaks en Madurezen vielen toen tussen de 500 en 1000 (meest Madurese) doden.
Toch bereikt de politieke omwenteling ook Kalimantan. Verschillende kapconcessies zijn opgeschort, volgens Bamba. ,,Sommige bedrijven met een slechte reputatie zijn hun exploitatierechten kwijt geraakt. Het ministerie wil nu deels het coöperatieve model invoeren, waarbij een gemeenschap kapconcessie krijgt voor 10.000 hectare in het omliggend gebied.’‘
Rampzalig
Bamba is bang dat op termijn de gevolgen rampzalig zullen zijn. ,,Het is duidelijk dat het verdwijnen van het regenwoud hierdoor alleen maar sneller zal gaan. De oppositie tegen het kappen wordt verdeeld en ondermijnd. Binnen de dorpen zal tweespalt ontstaan tussen de mensen die de 10.000 hectare te gelde willen maken, en de mensen die het woud willen behouden. Het woud, en daarmee de cultuur en de identiteit van de Dajak, komt nog verder onder druk.’‘
Een halt aan de ontbossing is ook onder Wahid niet aan de orde weet Bamba. ,,Indonesië heeft een buitenlandse schuld van 150 miljard dollar. Die kan alleen af betaald worden door de export van ons tropisch hardhout en de uitvoer van mijnbouw producten.’”
Anders dan de oorspronkelijke bewoners van Atjeh en West Papoea ziet de Dajak-hoofdman geen heil in zelfstandigheid of verregaande autonomie op de korte termijn.
Sinds 1 januari zijn de wetten op de Regionale Autonomie en het Fiscale Evenwicht van kracht, waardoor de districten en grote gemeenten aanmerkelijk grotere bevoegdheden krijgen en maar liefst tachtig procent van de inkomsten uit mijn- en bosbouw naar de lokale overheidskassen vloeien in plaats van naar Jakarta. Deze wetten zijn in een noodtempo door de regering Wahid door het parlement gejaagd in een poging de regionale afscheidingsbewegingen tegemoet te komen.
Bamba is er niet blij mee. ,,De lokale bestuurders krijgen teveel macht. Ze kunnen ineens beschikken over de natuurlijke rijkdommen. Wat belet hen om de rechten te verkopen en de opbrengst in eigen zak te steken. Het klinkt misschien pessimistisch, maar dat pessimisme is gebaseerd op ervaring. We krijgen allemaal kleine koningen, die oncontroleerbaar zijn. De lokale parlementen zijn nu nog in handen van de Soeharto-getrouwen en bij de volgende verkiezingen in 2004 zullen de stemmen gekocht worden. Het is straks nog lucratiever om een districtshoof te zijn dan een minister.’”
* * *