EZ-staatssecretaris Joop Wijn kreeg na de val van het kabinet de portefeuille ICT en innovatiebeleid die EZ-minister Heinsbroek eerder onder zijn hoede had. Wijn heeft affiniteit met innovatie en ICT, zegt hij zelf. In drie maanden tijd heeft hij het onderwerp weer op de agenda gezet. Innovatie moet de vastgelopen economie weer op gang helpen, meent Wijn. Innovatie past in het rijtje ‘zorg, onderwijs en veiligheid’. De financiële ruimte is echter beperkt. Zijn collega’s ‘begrijpen niet dat alleen loonmatiging niet voldoende is’.
Gepubliceerd in Automatisering Gids, 16 januari, 2003
EZ moest hét ICT-ministerie worden, zo besloten CDA, VVD en LPF tijdens de kabinetsformatie. Het Directoraat Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) moest worden overgeheveld van Verkeer & Waterstaat naar Economische Zaken. Voormalig minister Heinsbroek had zich het ICT-beleid toegeëigend, maar werd helemaal opgeslokt door politieke roerselen. De EZ-ambtenaren wachtten tevergeefs op zijn ICT visie. Na de val van het kabinet schoof de ICT-portefeuille door naar staatssecretaris Joop Wijn. De ‘junior-CDA bewindsman’ hield zich tot dan toe bezig met Internationale Economische Betrekkingen.
Sinds die dag in oktober staat ICT weer op de politieke agenda. In korte tijd produceerden de ambtenaren nota’s over breedbandinternet en de aanpak van administratieve lasten met ICT. Aan ieder die het horen wil en bij elke gelegenheid, getuigt Wijn van zijn geloof in ICT en innovatie als noodzakelijk weg naar verdere economische ontwikkeling. “Innovatie past vanwege dat belang in het rijtje onderwijs, zorg en veiligheid. Alleen heb je het bij innovatie over geld verdienen in plaats van geld verdelen.”
Bevlogen
Wijn trekt er hard aan als het gaat om ICT en innovatiebeleid: “ICT heeft nog steeds voorvechters nodig in de politiek in de persoon van bevlogen politici. Dat wordt allemaal minder. Bij de VVD was dat Hella Voûte, bij de PvdA Marja Wagenaar en bij D66 trok Roger van Boxtel de kar. Zij zijn allemaal van het podium verdwenen. Je ziet dan ook dat er, zowel in de Kamer als in het kabinet, te weinig kennis is van het belang van ICT en innovatie voor het structurele groeivermogen van onze economie. In vergelijking met zorg, onderwijs en veiligheid komt innovatie er dan ook bekaaid af in het Strategisch Akkoord.”
Het economisch perspectief voor Nederland is somber, zo becijferde het Centraal Plan Bureau. Op langere termijn is meer nodig dan loonmatiging om het tij te keren, meent Wijn. “Het CPB kwam een jaar geleden nog uit op een structureel groeivermogen van de economie van 3 procent voor de volgende vier jaar. Nu komen ze uit op 2,25 procent. De afgelopen vier, vijf jaar is het economisch goed gegaan en meedeinend op de wereldeconomie hebben we ons niet gerealiseerd dat het groeivermogen van de Nederlandse economie en het ondernemersklimaat verslechterden. Nu blijkt dat de economie onvoldoende hervormd is. Nederland daalt op de economische ranglijsten. In Europa zijn we nog een middenmoter. Loonmatiging is nodig, maar niet voldoende. Als we niet inzetten op innovatie, zullen lagelonenlanden als India ons kwalitatief inhalen. In die zin is het gesloten Sociaal Akkoord een tegenvaller. Het was de bedoeling dat er naast loonmatiging ook een productiviteitsagenda in zou komen.”
Voor een veld dat de economische toekomst moet zeker stellen, is er wel erg weinig geld beschikbaar, geeft Wijn toe. “Dat kan ik niet ontkennen. Maar we worden geconfronteerd met een overheidsfinanciering die solide gemaakt moet worden, dus is bezuinigen een gegeven. Overigens gaat het niet alleen over geld, integendeel. We ontwikkelen nu een innovatienota waarbij gekozen wordt voor vier doorbraaktechnologieën waar we in Nederland op moeten focussen: ICT, nanotechnologie, biotechnologie en katalyse. Universiteiten moeten worden afgerekend op prestaties en kwaliteit waarbij ze onderzoeksgebieden moeten kiezen. Op het gebied van ICT hebben ze de eerste stappen gezet in het kader van Concurreren met ICTcompetenties, waarbij Delft specialiseert op embedded systems en bijvoorbeeld Enschede op netwerken. Wat dat betreft kunnen we van de VS leren. Daar zijn twee centra voor onderzoek, Silicon Valley en het gebied rond Boston. Wij hebben nog niet de schaal van een gemiddelde Amerikaanse staat en toch denken we vier of vijf onderzoekscentra in de lucht te kunnen houden.”
Thurow
Tot zover volgt Wijn het Angelsaksische gedachtegoed dat bijvoorbeeld MIT-professor Lester Thurow propageert. Oneens is hij het met Thurows stelling dat het Europese arbeidsrecht de EU, en Nederland, op achterstand zet als het gaat om het aantrekken en behouden van innovatieve bedrijven. “Het ‘hire and fire’-principe dat hij voorstaat, gaat mij veel te ver. Ik denk niet dat de uitgangspunten van Lissabon, de meest dynamische kenniseconomie en een sociaal beleid, elkaar tegenspreken. Een bepaalde vorm van zekerheid zorgt ook voor stabiliteit die innovatie juist ten goede komt. Maar een te rigide sociaal beleid is niet goed. Overbodige regelgeving op gebied van bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden en statistische verplichtingen moet aangepakt worden. Het ondernemersklimaat kan aanmerkelijk verbeterd worden: ontslagrechtelijke procedures, de gang langs de kantonrechter en het arbeidsbureau, moet worden versoepeld. Ook het aannemen van personeel moet eenvoudiger worden.”
Nederland Kennisland kan prima samengaan met Nederland Distributieland, meent Wijn. “Gisteren was ik in Aalsmeer bij de bloemenveiling. Ondanks dat bijvoorbeeld Kenia veel in bloemen doet blijft Nederland het centrum van de wereld vanwege de aanwezige kennis en alle logistieke stromen die op Aalsmeer aansluiten. Daartoe is de nabijheid van Schiphol van belang en een filevrije verbinding naar de luchthaven. Daaruit blijkt dat distributieland en kennisland slechts een ogenschijnlijke tegenstelling inhoudt.”
“Andersom zie je dat een bedrijf als SCI, dat in Heerenveen pc’s in elkaar zette, eenvoudig besloot de vestiging te verplaatsen. SCI kwam hier vanwege de distributievoordelen en deed niet veel meer dan onderdelen assembleren en kant-en-klare producten weer uitvoeren. Dat heeft weinig economisch effect.”
“Bij het werven van buitenlandse bedrijven moeten we ervoor zorgen dat ze ingebed raken in kennisclusters. Dan krijgen ze hier vaste voet aan de grond. EZ gaat structureel bedrijven werven in het buitenland. Het commissariaat dat dat uitvoert, gaan we koppelen aan DGTP en het DG Innovatie. Wanneer een Amerikaans ICTbedrijf dan vestiging in Nederland overweegt, wordt er bijvoorbeeld contact gelegd met de mensen achter GigaPort. Dat is de laatste jaren verwaarloosd, omdat de economische hoogtij de bedrijven toch wel deze kant op dreef. Maar die bracht hoofdzakelijk distributievestigingen en hoofdkantoren.”
Vlak voor de jaarwisseling bracht EZ een breedbandactieprogramma uit; de kabinetsreactie op de adviezen van de Expertgroep Breedband. De expertgroep, die door het vorige kabinet in het leven was geroepen, adviseerde de overheid vaart te zetten achter de breedbandinitiatieven met allerlei experimenten en stimulerende maatregelen. Daartoe was de komende vier jaar 2 miljard euro nodig, aldus het advies. Het kabinet stelde slechts enkele miljoenen beschikbaar.
Kritiek
De kritiek op zijn programma zit Wijn niet lekker. “Ik heb geaarzeld of we dat wel moesten doen. Ik had ICT net twee maanden in mijn portefeuille toen dit aan de orde kwam. We waren er als kabinet net in geslaagd om de ICESKISS regeling, die de Kamer wilde afschaffen, te redden. Ik vond dat we op een aantal punten verder hadden moeten gaan met breedband, maar meer zat er politiek op dat moment niet in. Maar ik wilde kost wat kost breedband op de politieke agenda zetten. Die agendering is dwingend en houdt een politiek commitment in. Er komt een expertisecentrum, de regelgeving wordt tegen het licht gehouden en er komt een aantal experimenten. Ik vond het prettig dat de Expertgroep sprak van een ‘moedige nota’. Ik ben ambitieuzer dan wat er nu ligt. Mijn collega’s zien misschien niet goed dat we breedband nodig hebben om onze uitgangspositie te verbeteren. Het feit dat we een dicht kabelnetwerk hebben, verhult dat er nog veel moet gebeuren op dat gebied. Bovendien is er politiek te weinig zicht op de toepassingsmogelijkheden en het feit dat het eigenlijk om een basisinfrastructuur gaat.”
Basisinfrastructuur of niet, de aanleg van een glasvezelnet is toch vooral een zaak voor de markt, vindt Wijn. “Ik vind niet dat het aan de overheid is om de aanleg te financieren. De overheid moet faciliteren, experimenten doen en partijen bij elkaar brengen. Desnoods voorfinancieren of risicodragend meefinancieren, maar principieel vind ik dat de markt het moet financieren.”
Het ‘grote breedbandexperiment’ Kenniswijk bood de marktpartijen een uitgelezen kans om in te stappen. De overheid verdubbelde via een omweg (de consumenten) de financieringen. Inmiddels hadden tienduizenden woningen een breedbandaansluiting moeten hebben. Maar Kenniswijk kwam niet van de grond, de partijen bleven afwachtend om elkaar heen dralen. “Kenniswijk heeft de gewekte verwachting niet waargemaakt. Maar de betrokken partijen blijven erin geloven. De eerste 460 woningen zijn nu aangesloten. De eerste dertig diensten worden uitgerold. Het is ook een kip-eiverhaal. De toepassingsmogelijkheden zijn niet zichtbaar en dan is het ook moeilijk om de aanleg van de benodigde infrastructuur van de grond te krijgen.”
* * *